
Bedrijfsleven moet aan de bak ondanks uitstel duurzaamheidsrapportageplicht
Hoewel de invoering van de Europese richtlijnen voor duurzaamheidsrapportage (CSRD en CSDDD) is uitgesteld, kunnen Nederlandse bedrijven het zich niet veroorloven om achterover te leunen. Uit nieuw onderzoek van ABN AMRO en het Impact Institute blijkt namelijk dat Nederlandse ondernemingen verantwoordelijk zijn voor maar liefst 41 miljard euro aan sociale kosten.
Deze sociale kosten komen voort uit mensenrechtenschendingen binnen de productieketen van het Nederlandse bedrijfsleven. "Dit bedrag laat zien dat bedrijven aanzienlijke juridische, reputatie- en financiële risico’s lopen, zeker zodra de rapportageplicht van kracht wordt”, waarschuwt Gerarda Westerhuis, sectoreconoom bij ABN AMRO. "Wie nu al werk maakt van maatschappelijke verantwoordelijkheid, plukt daar straks de vruchten van. Het biedt een concurrentievoordeel én beperkt toekomstige risico’s."
De kosten zijn gebaseerd op de zogeheten True Pricing-methode, die de social impact van mensenrechtenschendingen zoals onderbetaling, onveilige werkomstandigheden, kinderarbeid en ongelijke beloning inzichtelijk maakt door deze te kwantificeren en om te zetten in financiële waarden.
“De grootste kostenpost betreft de equal pay gap: goed voor €16,9 miljard", zegt Westerhuis. Van de €16,9 miljard aan sociale kosten door de equal pay gap, wordt circa €11,9 miljard veroorzaakt in het buitenland. Dat is niet uitzonderlijk: 76 procent van de totale verborgen kosten, ruim €31 miljard, vindt zijn oorsprong bij buitenlandse partners.
Onzichtbare kosten, tastbare gevolgen
De sectoren met de grootste verborgen kosten zijn de zakelijke dienstverlening (met €7,7 miljard aan sociale kosten), industrie (€6,2 miljard), handel (€3,8 miljard) en transport & logistiek (€3,3 miljard). Deze kosten laten zien dat deze sectoren het meeste risico lopen op juridische, reputatie- en financiële schade, zeker op het moment dat zij transparant moeten rapporteren.
Bedrijven die hierin achterblijven lopen bijvoorbeeld risico op ketenaansprakelijkheid, waarbij organisaties verantwoordelijk worden gehouden voor misstanden bij hun toeleveranciers. Daarnaast dreigt op lange termijn uitsluiting van de Europese markt wanneer producten in verband worden gebracht met dwangarbeid.
Ook de financiële impact kan aanzienlijk zijn, met onder meer boetes, herstelbetalingen, maar ook het mislopen van investeringen of subsidies. Wanneer een bedrijf bovendien publiekelijk ter verantwoording wordt geroepen, heeft dit mogelijk imagoschade, klantverlies en een afname in werknemersbetrokkenheid als gevolg.
"Door nu in actie te komen, slaan bedrijven twee vliegen in één klap"
Zo kelderde de aandelenkoers van Boohoo in 2020 met 40% nadat bleek dat werknemers onder erbarmelijke omstandigheden onder het minimumloon werkten. Grote investeerders stapten uit, en reputatieschade leidde tot fors omzetverlies en hogere kosten voor due diligence en toezicht op de keten.
Geen verplichting, maar strategisch voordeel
Hoewel de invoering van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) is uitgesteld tot 2027 en de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) tot 2028, betekent dit geen afstel. Volgens Westerhuis is er nu alleen extra tijd om deze verantwoordelijkheid serieus op te pakken om financiële en reputatieschade te voorkomen.
"Door nu in actie te komen, slaan bedrijven twee vliegen in één klap. Steeds meer consumenten, werknemers en investeerders geven de voorkeur aan organisaties die ethisch en duurzaam opereren. Tegelijkertijd bevordert het meenemen van sociale kosten de innovatie", aldus Westerhuis.
Ook Chantal Korteweg, directeur Social Impact & Inclusive Banking bij ABN AMRO, onderstreept het belang voor bedrijven om juist nu verantwoordelijkheid te nemen. “Stel beleid op, breng risico’s in kaart, onderneem concrete actie en bewaak de voortgang. Zorg voor eerlijke lonen en transparante verslaglegging. Pak ongelijkheid aan door gelijke kansen te creëren, arbeidsvoorwaarden te verbeteren en de equal pay gap aan te pakken. Veranker respect voor mensenrechten in de productieketen door UNGP's en OESO-richtlijnen te implementeren als basis voor duurzame, langetermijnwaarde."