Zorgen over sociale ongelijkheid door energietransitie nemen toe
Zorgen over de sociale gevolgen van de energietransitie zijn bij Nederlanders verder toegenoemen. Dat blijkt uit de nieuwste editie van de BNP Paribas Just Transition Observatory 2024.
Bijna driekwart (71%) van de respondenten verwacht dat de energietransitie leidt tot meer ongelijkheid in koopkracht. Ten opzichte van 2023 is dit een stijging van 5 procentpunt. Naast koopkracht wordt de mate waarin mensen afhankelijk zijn van hun auto vaak genoemd als oorzaak van toenemende ongelijkheid. 71% van de Nederlanders (+7 procentpunt ten opzichte van 2023) verwacht dat de kosten van levensonderhoud verder stijgen door ongelijke afhankelijkheid van mobiliteit.
Negatieve invloed
Meer Nederlanders maken zich zorgen over hun koopkracht dan over klimaatmaatregelen. In 2023 vond 41% van de mensen in Nederland dat klimaatbeleid niet ten koste mag gaan van hun koopkracht. In 2024 is dit percentage iets gestegen naar 43%. Dit laat zien dat mensen het klimaat belangrijk vinden, maar niet als het hun koopkracht negatief beïnvloedt.
Groot probleem
Nederlanders blijven zich wel zorgen maken over klimaatverandering. In 2023 gaf 76% aan dat ze zich hier veel of enigszins zorgen over maken. In 2024 is dit iets gedaald naar 74%. Deze kleine daling kan komen doordat mensen gewend raken aan de constante berichten over klimaatverandering, hoewel het voor velen nog steeds een groot probleem is.
Financiële beloningen
Net als in eerdere jaren geloven veel mensen dat financiële beloningen voor goed gedrag, zoals energie besparen, een effectieve manier zijn om milieuvriendelijker te leven. Ook denkt 76% van de Nederlandse ondervraagden dat de energietransitie vooral de kwetsbare groepen in de samenleving zal raken, wat hoger is dan het Europees gemiddelde van 72%. Dit suggereert dat economische maatregelen die de lasten eerlijker verdelen, belangrijk zijn om mensen te stimuleren duurzamer te leven.
Voor dit onderzoek zijn 10.424 respondenten ondervraagd uit 11 verschillende landen, waaronder Nederland. De respondenten zijn geïnterviewd via een online vragenlijst. Het onderzoek werd uitgevoerd door Ipsos tussen 1 maart en 2 april 2024.
